Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En van [26]degenen, die geacht waren, wat te zijn, [27]hoedanigen zij eertijds waren, [28]verschilt mij niet; [29]God neemt den persoon des mensen niet aan; want die geacht waren, [30]hebben mij niets toegebracht. 26. Dat is, de andere apostelen, die met rechten bij de gemeenten in grote achting zijn. 27. Dat is, wat zij geweest zijn eer zij tot apostelen geroepen waren. Of, wat voordelen zij voor mij gehad hebben, eer ik tot een apostel ben geroepen geweest. 28. Dat is, daar is mij niet aan gelegen. Of, daar zie ik niet op. Of, dat verschilt niet van mijn doen en leren. 29. Van deze wijze van spreken, zie Matth.22:16; Hand.10:34. Dat is, in zaken van waarheid ziet God niet op enige uiterlijke voordelen of aanzien dergenen, die de waarheid leren, maar alleen op de zaak zelve. 30. Namelijk aangaande de leer des Evangelies, dat ik van hen iets zou geleerd hebben, hetwelk mij de Heere Christus zelf niet zou geopenbaard hebben.